zorgaanbieders
Zorgaanbieders
Home >> Obesitas >> Hiaure
Zoek en vind uw zorgaanbieder bij u in de buurt of in een bepaalde regio

ANITA VORENKAMP

De Skries 24
9254CX, HURDEGARYP
Telefoon: 0511-471358
meer info >>
14.5Km

GEZOND & FIT VOEDINGSADVIES & NORDIC WALKING

Harlingerstraatweg 86/B
8915CN, LEEUWARDEN
Telefoon: 06-41423135
meer info >>
21.3Km

KUIPERS DIETISTENPRAKTIJK

Stationsweg 131
9201GL, DRACHTEN
Telefoon: 0512-820200
meer info >>
25.7Km

STERDIETISTEN

De Parken 14
9202LR, DRACHTEN
Telefoon: 0512-840037
meer info >>
27.3Km


Obesitas informatie

Inhoud

Obesitas (verwante en min of meer synonieme termen zijn overgewicht, zwaarlijvigheid, vetzucht, corpulentie, dikheid, en adipositas) is een conditie van het lichaam waarbij de natuurlijke energiereserve van een mens of zoogdier, die in vet wordt opgeslagen, gebruikelijke niveaus ver overschrijdt tot aan het punt waarbij de gezondheid in het geding komt. Obesitas is bij wilde dieren vrij zeldzaam, maar niet ongewoon bij mensen en bij huisdieren, die vaak overvoed zijn en te weinig bewegen.

In 2008 had meer dan de helft van de volwassen bevolking in de Europese Unie overgewicht of obesitas. Gemiddeld was 15,5% van de bevolking obees (BMI van meer dan 30 kg/m2). Voor de meeste Europese landen, waaronder Nederland, was dit meer dan een verdubbeling ten opzichte van de cijfers van 1988.

Definities

Bij mensen is de meest gebruikte maat voor zwaarlijvigheid de Body Mass Index (BMI): het lichaamsgewicht in kilogram, gedeeld door de lichaamslengte in meters in het kwadraat. Bij de BMI wordt er voor het lichaamsgewicht geen onderscheid gemaakt tussen spier- en vetweefsel.

Een persoon met een BMI groter dan 25 wordt beschouwd als te zwaar (overgewicht); een BMI groter dan 30 wordt beschouwd als Obesitas. Een verdere drempel is een BMI groter dan 40 en dit wordt geïdentificeerd als een morbide obesitas (dringend morbiditeitsrisico). Van morbide obesitas is tevens sprake bij een BMI groter dan 35, wanneer zich samenhangende problemen voordoen: gewrichts-, hart- of longklachten, suikerziekte, hoge bloeddruk. De term superobesitas wordt gebruikt bij een BMI van boven de 50. De Wereldgezondheidsorganisatie beschouwt een BMI tussen 18,5 en 25 als ideaal voor een gezond individu (hoewel verscheidene bronnen een persoon met een BMI van minder dan 20 als te licht beschouwen). De BMI werd geïntroduceerd in de 19e eeuw door de Belgische statisticus Adolphe Quételet, en wordt daarom in Nederland en België ook vaak Queteletindex (QI) genoemd. De scheidingspunten tussen de categorieën worden nu en dan opnieuw gedefinieerd, en kunnen van land tot land verschillen.

De BMI is geen volledige diagnose, in zoverre dat deze geen onderscheid maakt tussen het percentage vet- en spierweefsel van het totale lichaamsgewicht. Een bodybuilder of krachtige atleet kan door zijn BMI als te zwaar worden gerangschikt (toe te schrijven aan een zwaar spierstelsel), terwijl ten onrechte een "normale" BMI kan worden gediagnosticeerd in het geval van een bejaarde persoon met zeer lage vetvrije massa. Een BMI-score alleen is ontoereikend als diagnose, omdat de BMI niet in staat is om vet van vetvrije massa te onderscheiden en ook geen rekening houdt met gevaarlijk buikvet. Een meetlint om de buikomtrek te meten geeft in dergelijke gevallen een betere indicatie.

In de meeste gevallen van overgewicht die voor de gezondheid schadelijk zijn, kunnen zowel de arts of diëtist als de patiënt al "op het oog" zien dat een persoon lijdt aan zwaarlijvigheid. In deze gevallen verstrekken de BMI-drempels eenvoudige criteria die alle patiënten kunnen begrijpen. Artsen en diëtisten kunnen ook eenvoudige metingen gebruiken als de tailleomtrek of de huidplooimeting , waarbij op zekere plaatsen van de huid precies wordt gemeten wat de dikte van de onderhuidse vetlaag is.

In studies naar obesitas is de BMI de meest gebruikte formule. Men gaat er namelijk van uit dat de variatie in gewicht, bij personen van dezelfde lengte, wordt veroorzaakt door vet. Uit recent onderzoek is gebleken dat een gering overgewicht al leidt tot een vergrote sterftekans. Voor personen tussen de 30 en 62 geldt dat elke 0,45 kg extra de kans om binnen 26 jaar te overlijden, met 1-2% verhoogt, zoals uit de Framingham Heart Study blijkt.

Oorzaken

Zwaarlijvigheid is over het algemeen een resultaat van een combinatie van factoren. Een aantal mogelijke factoren zijn:

  • Energie-rijk dieet
  • Beperkte lichaamsbeweging en zittende levensstijl
  • Onderliggende ziekte (bijvoorbeeld de ziekte van Cushing)
  • Eetziekte zoals eetbuienstoornis
  • Stress
  • Te weinig slaap
  • Genetische aanleg

Hoewel er geen eenduidige verklaring voor de recente epidemie van zwaarlijvigheid is, komt de evolutionaire hypothese het dichtst bij een verklaring van dit fenomeen. In tijden toen het voedsel schaars was, was de capaciteit om uit zeldzame periodes van overvloed voordeel te halen door energie op te slaan ongetwijfeld een evolutionair voordeel. Dit is precies het tegengestelde van wat in de sedentaire maatschappij wordt vereist, waar high energyvoedsel in overvloedige hoeveelheden beschikbaar is. Dit wordt steeds vaker gecombineerd met verminderde beweging. Hoewel sommige mensen misschien een genetische tendens tot zwaarlijvigheid hebben, is het pas met de vermindering van fysieke activiteit en een beweging naar energie-rijk dieet hoogcaloriediëten van de moderne maatschappij dat obesitas wijdverspreid is geworden. Belangrijke fracties van de bevolking in de wereld zijn nu zwaarlijvig. In Samoa is 60-75% van de volwassen bevolking obees.

Dat de rol van dik-makende genen beperkt is blijkt uit het volgende: Tussen 1990 en 2001 is het aantal mensen dat zwaarlijvig is met 61% gestegen. En deze trend zet zich wereldwijd voort, en beperkt zich niet tot Europa en de Verenigde Staten. Sinds eind jaren tachtig is obesitas in Latijns-Amerika en Azië sterk in opmars. Het ontwikkelen van adipositas is dus multifactorieel bepaald; er is een zekere aanleg voor nodig bovenop een verkeerde voeding en/of voedingspatroon. In een aantal studies is bijvoorbeeld aangetoond dat flesgevoede kinderen meer risico lopen op het ontwikkelen van adipositas. Zo ook bij kinderen van moeders waar gedurende de zwangerschap de bloedglucosewaarden te hoog of juist te laag zijn geweest. Opvallend is bijvoorbeeld het aantal kinderen met overgewicht die geboren zijn tijdens de Hongerwinter van 1944-1945, juist in een tijd dat voedsel nog niet in de grote hoeveelheden voorhanden was zoals nu het geval is.

Er is een genetisch voordeel om gemakkelijk dik te worden in tijden van schaarste. Dit wordt geïllustreerd door de geschiedenis van volkeren welke eeuwenlang in schaarste hebben geleefd en nu meer voedsel tot hun beschikking hebben. Het bekendste fenomeen hierin zijn de mensen op het eiland Nauru in de buurt van Australië. Dit eiland ligt ver van het vaste land en werd circa 3000 jaar geleden bereikt met grote zeekano's. De eerste bewoners van Nauru waren in staat tot die grote oversteek, doordat zij weinig voedsel snel opsloegen als vet en dit weer langzaam verbrandden. Sinds enkele decennia is de welvaart 'toegenomen' onder andere door de winning van fosfaat op het eiland, waardoor men er Westers ging eten (toename vetten en koolhydraten). Dat dit niet strookt met hun natuurlijke aanleg, blijkt uit het feit dat inmiddels 90% van de mensen op Nauru overgewicht heeft en 40% Diabetes (hoogste ter wereld). De levensverwachting is derhalve laag. Ook op andere eilanden in de Grote Oceaan is dit waargenomen; ieder kent wel de foto's van slanke meisjes op Hawaï in strooien rokjes maar in het hier en nu worden die zeldzaam. Een ander volk dat het genetisch model ondersteunt, zijn de Pima Indianen in Noord-Amerika. Tot de jaren vijftig leefden zij vrij traditioneel maar na de komst van goedkope koolhydraten en vetten is hun gewicht dramatisch gestegen en wordt ook diabetes veel vaker gezien. Een recente studie naar eetgewoonten en het ontwikkelen van overgewicht en diabetes legt een direct verband tussen de hoeveelheid koolhydraten en deze aandoeningen.

Sociale oorzaken

In de periode vlak na de Tweede Wereldoorlog tot 1960 steeg het gewicht van de gemiddelde persoon in de Verenigde Staten, maar slechts weinigen waren zwaarlijvig. In 1960 was vrijwel de volledige bevolking goed gevoed, maar werd men in het algemeen niet te zwaar. In de 25 jaar sinds 1980 heeft de groei in het aantal zwaarlijvigen epidemische vormen aangenomen.

Een aantal zaken draagt bij aan deze verandering sinds 1980. De meesten geloven dat het een combinatie van diverse factoren is.

Een van de belangrijkste is de veel lagere relatieve kosten van levensmiddelen: hogere efficiëntie in de landbouw in combinatie met landbouwsubsidies in de Verenigde Staten en Europa, hebben tot voedselprijzen voor consumenten geleid die lager zijn dan op welk eerder moment in geschiedenis ook. Suiker en glucosestroop, twee substantiële bronnen van voedselenergie, vallen onder de meest gesubsidieerde producten door de overheid van de Verenigde Staten.

De toegenomen marketingactiviteiten wordt ook vaak een rol toebedeeld. In de vroege jaren tachtig hief het bewind van president Reagan de meeste verordeningen betreffende reclame gericht op kinderen op. Dientengevolge steeg het aantal reclamespots dat door het gemiddelde kind wordt gezien, en een groot deel hiervan was voor fastfood en suikergoed. Dit laat echter onverlet dat de obesitas golf in Amerika al vanaf begin jaren zestig opkwam, en dat obesitas een wereldwijd fenomeen is.

De veranderingen in de prijs van minerale olie en benzine worden ook verondersteld effect gehad te hebben, aangezien het nu, in tegenstelling tot tijdens de jaren zeventig, betaalbaar is overal naar toe te rijden in de Verenigde Staten. Tezelfdertijd zijn meer gebieden gebouwd zonder parken.

Elk jaar brengt een groter deel van de werkende bevolking de volledige werkdag achter een bureau of computer door.

Het stijgende aantal huishoudens met twee inkomens, dus waarvan één ouder niet meer thuis blijft om voor het huis te zorgen. Dit verhoogt het aantal restaurant- en meeneemmaaltijden. In de keuken heeft de magnetron ervoor gezorgd dat men meer snackt en minder vers voedsel eet. Sinds 1980 hebben fast-foodrestaurants een enorme groei doorgemaakt, zowel in omzet als in aantal klanten.

Interessant genoeg is het aantal Amerikanen dat een dieet volgt eveneens gegroeid sinds de toename van zwaarlijvigheid. Inmiddels is bekend dat diëten op de korte termijn het overgewicht kunnen laten afnemen, maar dat men na verloop van tijd toch weer in gewicht toeneemt. Aan dit fenomeen, bekend als jojo-effect, liggen complexe hormonale en neurologische processen ten grondslag.

Problemen

Mensen met obesitas hebben vaak last van hun zwaarlijvigheid. Ze kunnen door het extra gewicht vaak moeilijker lopen en bewegen. Dit belemmert hen vervolgens in het verhogen van hun activiteitenniveau teneinde gewicht te verliezen.

Complicaties

Zwaarlijvigheid is gecorreleerd (in epidemiologisch onderzoek) met een verscheidenheid aan complicaties. Voor veel van deze klachten is niet duidelijk vastgesteld in welke mate zij direct door zwaarlijvigheid zelf worden veroorzaakt, of een andere oorzaak (zoals beperkte lichaamsbeweging) hebben die zwaarlijvigheid eveneens veroorzaakt.

Voorbeelden van belangrijke complicaties zijn:

  • suikerziekte
  • hoge bloeddruk
  • hart- en vaatziekten
  • verhoogd cholesterol
  • slaapapneu
  • onvruchtbaarheid
  • rugpijn
  • artrose van heupen, enkels en knieën
  • depressie en lage zelfwaardering
  • Bepaalde vormen van kanker, zoals darm, borst, baarmoederkanker

Sterke zwaarlijvigheid veroorzaakt veel gezondheidsproblemen.

Therapie

De behandeling van zwaarlijvigheid berust op de twee pijlers van een energie-beperkt dieet en verhoogde lichaamsbeweging. Vroeger werd bij behandeling van zwaarlijvigheid gestreefd naar het bereiken van een normaal gewicht. Deze doelstelling blijkt in de praktijk voor heel veel patiënten zonder hulp niet haalbaar. Onder begeleiding, van bijvoorbeeld een diëtist, leefstijlcoach of personal trainer, is deze doelstelling voor veel mensen haalbaar. Uit een aantal medische onderzoeken blijkt dat een beperkt gewichtsverlies van 5-15% de risico's op complicaties al sterk vermindert. Daarom wordt tegenwoordig veeleer gestreefd naar dat beperkte gewichtsverlies. Belangrijker nog dan gewichtsverlies is het vasthouden hiervan.

Veel onderzoek concentreert zich op nieuwe medicijnen om zwaarlijvigheid te bestrijden, die als het grootste gezondheidsprobleem gezien wordt van de ontwikkelde landen. Sommige voedingsdeskundigen zijn van mening dat deze onderzoeksfondsen beter gewijd zouden kunnen worden aan advies over goede voeding, gezond eten en het bevorderen van een actievere levensstijl.

Bariatrische chirurgie wordt gebruikt om de maagcapaciteit (verlaagt voedselinname) en/of de lengte van de darm (verlaagt voedselopname) te beperken. Dit kan bijvoorbeeld door een maagverkleining door het afnieten van een deel van de maag (gastric sleeve), door het in de maag brengen van een opblaasbare ballon (maagbandje) en door het verwijderen van een deel van de lengte van de darm (gastric bypass). Het verwijderen of omleiden van een deel van de lengte van de darm levert het meeste gewichtsverlies op en bovendien een verbetering van eventuele suikerziekte. Het gewichtsverlies bedraagt ongeveer 40-70%, maar daar staat een sterfte van 0,1% tot 1% tegenover (Bron: Bariatrisch centrum 2013). Bariatrische chirurgie als behandeling van zwaarlijvigheid is dan ook alleen een geschikte behandeling voor mensen bij wie het overgewicht forse risico's met zich meebrengt: BMI van hoger dan 40 of BMI van hoger dan 35 risicofactorenmet een aandoening die direct een gevolg is van het overgewicht, zoals suikerziekte, hoge bloeddruk, hart- en vaatziekten, slaapapneu.

Bovenstaande tekst is goedgekeurd door: J. Hofstede - Diëtiste